Vak: Stage: 5 maanden credits: 30

Vakcode
SJVB23STG1
Naam
Stage: 5 maanden
Studiejaar
2024-2025
ECTS credits
30
Taal
Nederlands
Coördinator
C.E. Hoogenberg
Werkvormen
  • Stage, werk
Toetsen
  • Stage: 5 maanden - Overige toetsing

Leeruitkomsten

Integraal samenwerken (niveau 3) 
- De student werkt in een multidisciplinair netwerk samen met collega’s, professionals uit andere organisaties en disciplines en met niet-professionals. Hierbij hanteert de student een integrale en systeemgerichte aanpak. 
- De student benut zijn of haar rol effectief binnen de context van de organisatie en de (multi) problematiek. 
- De student benoemt actuele ontwikkelingen die zowel de eigen organisatie als de omgeving van die organisatie betreffen. 
- De student ontvangt op proactieve wijze feedback van andere professionals en geeft feedback aan andere professionals. De student breidt zijn handelingsrepertoire uit op grond van deze feedback. 

Begeleiden (niveau 3) 
- De student onderzoekt samen met de cliënt en zijn/haar eventuele ondersteuner(s) de meervoudige problematiek in zijn/haar situatie. 
- De student stelt samen met de cliënt en eventuele ondersteuner(s) een plan op waarbij de cliënt gemotiveerd wordt de kwestie het hoofd te bieden. Hierbij houdt de student rekening met de (on)mogelijkheden van de betrokken organisatie(s) en de potentie van de cliënt. 
- De student hanteert op respectvolle wijze passende methoden voor gespreksvoering en begeleiding, met oog voor bewezen effectiviteit. De student toont daarbij voldoende stevigheid om met divers en soms onvoorspelbaar gedrag om te gaan. 
- De student evalueert en reflecteert op eigen gedrag en op de effectiviteit van zijn/haar interventies en legt daarover verantwoording af. 

Professioneel ontwikkelen (niveau 3) 
- De student ontwikkelt zijn professionele identiteit door zich te positioneren en profileren als verantwoord handelend (sociaal-)juridisch professional m.b.t. de kwaliteit van het eigen werk en m.b.t. de eigen (afstudeer/stage)organisatie, het eigen (afstudeer/stage)team en de maatschappij. 
- De student ontwikkelt zijn professionele identiteit door zich te positioneren en profileren als zelfsturend, (multidisciplinair) samenwerkend en ondernemend (sociaal-)juridisch vakman binnen de eigen (afstudeer/stage)organisatie en het eigen (afstudeer/stage)team.

Inhoud

Tijdens de stage verricht de student sociaaljuridische werkzaamheden in een organisatie die door de opleiding als stageorganisatie is erkend. Daarbij heeft de stagiair opleidingsverplichtingen in de vorm van contactmomenten en schriftelijke opdrachten. 

Algemene doelen van de stage zijn: 
• kennismaken en vertrouwd raken met de praktijk van het beroep; 
• bekend zijn met relevante netwerkorganisaties; 
• het leveren van een, voor de stageorganisatie, productieve prestatie; 
• leren reflecteren op het eigen functioneren; 
• ontwikkelen van het probleemoplossend vermogen; 
• toetsen van de theorie aan de praktijk; 
• vormgeven van een eigen beroepshouding. 

Aan het einde van de stageperiode beschikt de student over praktijkervaring in een voor het beroep relevante setting. De student heeft zich verder kunnen ontwikkelen tot een beginnend beroepsbeoefenaar. Om dit te kunnen, beschik de student als SJD’er over een aantal competenties: een geheel van bekwaamheden dat de student in staat stelt gedrag te ontwikkelen, dat past bij de context van het individu en de organisatie. Het gaat hierbij steeds om een integratie van kennis, kunde en persoonlijke kwaliteiten. De twee centrale beroepscompetenties tijdens de stage zijn Begeleiden en Integraal samenwerken. 

Om gestructureerd en resultaatgericht met het realiseren van de beroeps- en gedragscompetenties bezig te zijn maakt de student een aantal producten. Aan het begin van de stage maakt de student een introductiedocument waarin de kennismaking met de organisatie wordt beschreven en het stagewerkplan centraal staat, daarin worden aan de hand van de competenties verschillende leerdoelen geformuleerd en uitgewerkt in een plan van aanpak. Gedurende de stages bespreekt de student de ontwikkelingen door middel van twee voortgangsrapportages. Aan het einde van de stage maakt de student een beoordelingsverslag met daarin een reflectieverslag en een stageprofiel. Alle documenten gezamenlijk worden gebundeld in een stageverslag. 

Op drie momenten bespreken de stagiair, de praktijkbegeleider en de stagedocent dit proces op de stagelocatie: rond de 4e, 10e en 20e stageweek. 

Om voor de credits voor de stage in aanmerking te komen, moet de student op twee hoofdpunten laten zien dat hij competent is. 
1. Het eerste onderdeel is zijn gedrag op de werkplek dat zich laat beoordelen door de gedragscompetenties, die inzichtelijk worden gemaakt middels de hierboven genoemde producten. 
2. Het tweede onderdeel is zijn competentie in het behalen van Hbo-niveau 3 op twee beroepscompetenties. Van de acht beroepscompetenties komen er twee aan bod tijdens de stage. De student moet kunnen aantonen dat hij deze beroepscompetenties op niveau drie beheerst. Dit maakt hij inzichtelijk door middel van een aantal stageopdrachten (beschreven in de studiehandleiding). 

Na afloop van de stage vindt er een eindgesprek plaats tussen de student, de praktijkbegeleider en de stagedocent op de stagelocatie. De eindbeoordeling van de stage vindt plaats aan de hand van de gemaakte producten en het beoordelingsformulier. 

 

Opgenomen in opleiding(en)

School(s)

  • Instituut voor Rechtenstudies